dinsdag 28 juni 2016

Basisinkomen revisited

Het debat rondom het basisinkomen is weer opgeleefd. 30 jaar geleden (de tijd van de ‘Sociale Vernieuwing’) was het basisinkomen ook een ‘hot topic’. Het had toen een minder Europese reikwijdte dan nu (Finland, Zwitserland, Frankrijk, Europees referendum), maar de argumenten waren gelijk en de tegenwerpingen ook. En ik zie helaas ook geen redenen aan te nemen dat het debat niet op dezelfde manier zal inzakken als toen. Dat is jammer want ik ben een groot voorstander van het basisinkomen. Maar om het onderwerp blijvend op de politieke agenda te krijgen is meer nodig. We zullen het idee van het basisinkomen moeten inbedden in een brede en samenhangende visie op de samenleving als geheel.


Het basisinkomen dat nu overal in debat is, is een onvoorwaardelijk basisinkomen. Hoe serieus is dat? In alle redelijkheid denk ik dat in dit tijdsgewricht gratis geld volstrekt onhaalbaar is. Niet dat veel mensen meteen lui achterover zullen gaan leunen (hoewel die er ongetwijfeld zullen zijn), niet dat er geen kleinschalige successen mogelijk zijn (zeker bij zzp-ers en de culturele sector), maar de verschillen in onze samenleving zijn eenvoudig nog te groot voor deze vorm van basisinkomen. De langetermijneffecten op arbeidsethos, inkomens- en arbeidsverdeling zijn onvoorspelbaar en erger nog, ook onbeheersbaar. Ik verwacht dat bij nieuwe tegenwind, zoals een economische crisis, bedrijven massaal arbeiders zullen dumpen naar een ‘basisinkomen-plus’ (onbetaald werk dus). Op den duur dreigt met dit systeem een scherpe tweedeling te ontstaan tussen de ‘winnaars’ (betaald werk) en de ‘verliezers’ (geen of onbetaald werk). Het sociale weefsel van de samenleving, dat door individualisering toch al zwak is zal nog verder verschrompelen. Kortom, de risico’s vind ik onaanvaardbaar groot. Deze risico’s kunnen worden weggenomen door een voorwaardelijk basisinkomen in te voeren. En die voorwaarde luidt: werk. Inkomen en arbeid moeten dus gekoppeld blijven, maar dan op macro-economisch niveau. Mijn voorstel: voer voor iedereen een gegarandeerd basisinkomen voor het leven in, onder voorwaarde dat iedereen in zijn leven 1000 uur per jaar (CBS: 12 miljard arbeidsuren betaald werk per jaar / 11 miljoen burgers in de leeftijd 15-65) geregistreerd betaald werk verricht. Dat laatste concretiseren we door iedereen periodiek een gelijke hoeveelheid verhandelbare arbeidstijdrechten uit te reiken. Deze tijdsrechten impliceren een recht op en een plicht tot betaald werk. Flexibiliteit bouwen we in doordat iedereen de mogelijkheid heeft zijn of haar arbeidsrechten te verhandelen op een door de overheid gereguleerde arbeidsurenbeurs. Mensen die meer willen werken dan de uren die ze hebben ontvangen, kunnen arbeidsrechten kopen van mensen die juist minder willen werken.


Volgens veel voorstanders van het onvoorwaardelijke basisinkomen dient het te worden gefinancieerd uit extra belastingen? Hoe serieus is dat? Berekeningen geven aan dat de kosten van het basisinkomen tussen de 100 en 200 miljard euro zijn, te financieren uit bijvoorbeeld een verhoging van het BTW-tarief. Ter vergelijking: het belastingplan van het kabinet verschuift slechts 15 miljard (waarbij de belastingdruk op arbeid wordt verlaagd) waar naar verwachting 10 jaar over wordt gedaan. Maar zelfs zo’n ‘kleine’ aanpassing blijkt politiek uiterst moeizaam te realiseren. Het zou daarom van realisme getuigen als we als randvoorwaarde opnemen dat een basisinkomen geen grote netto inkomensverschuivingseffecten mag veroorzaken. Dat kan betrekkelijk eenvoudig. Ten eerste, het grootste deel van alle inkomensoverdrachten (kindertoeslag, basisbeurs (helaas afgeschaft!), WW, WAO, AOW, Wet Werk en Bijstand), de zelfstandigenaftrek plus startersaftrek wordt omgezet naar een basisinkomen voor kinderen, ouderen en niet-werknemers met inkomen. Vestzak-broekzak dus. Ten tweede, we voeren een nieuwe bedrijfsbelasting in, (een sectorafhankelijke profielbelasting op bijv. de loonsom) en nemen daarin een aftrekpost op gelijk aan de som van de basisinkomens van de werknemers, die door bedrijven moeten worden uitgekeerd aan de werknemers. Weer Vestzak-broekzak. De groep die resteert, zijn de niet-werknemers zonder inkomen (2 miljoen mensen in Nederland, kosten 24 miljard). Deze groep financieren we via een nieuwe vermogensgroeibelasting. We belasten vermogensgroei aan de bovenkant, om aan de onderkant een stevige basis voor inkomen te kunnen leggen. Deze nivellering tussen rijk en arm is verantwoord, logisch en gewenst (om de graaicultuur van rijken in te perken).


Maar als de financiering vestzak-broekzak is en we de koppeling arbeid-inkomen niet loslaten, kunnen we dan niet net zo goed alles bij het oude laten? Beslist niet! Allereerst, een voorwaardelijk basisinkomen draait niet om ‘inkomen’, maar om ‘arbeid’, in het bijzonder de verdeling van arbeid. Dat is het echte probleem van onze tijd. Je zou het daarom beter een basisloon kunnen noemen. Arbeidstijdrechten geven werklozen toegang tot de arbeidsmarkt, remmen de werkdruk bij overbelaste werkers, hebben een grote emancipatoire werking en geven een nieuwe sociale cohesie. Ten tweede de kracht van het idee van het basisinkomen is zijn eenvoud. Veel bureaucratie zal verdwijnen. Ten derde, het voorwaardelijke basisinkomen is bittere noodzaak om de schokken van de crises van de toekomst op te vangen. Nu de huidige crisis voorbij lijkt, zijn we weer in juichstemming. Er is weer groei. Maar je zou er niet blij mee moeten zijn! Bij een groei gebaseerd op meer consumptie verliest - globaal gezien - het milieu. Bij een groei gebaseerd op ICT-technologie verliezen we - globaal gezien - arbeid. In de toekomst zullen we steeds opnieuw de rekening van deze verliezen gepresenteerd krijgen in de vorm van crises. Het is daarom bittere noodzaak een andere soort groei te realiseren. Belangrijke structurele economische aanpassingen (vergroening, herverdeling, liberalisering) zijn gewenst. Een voorwaardelijke basisinkomen (bestaanszekerheid), arbeidstijdrechten (gelijke kansen voor iedereen), een profielbelasting voor bedrijven (hervorming economie) en een vermogensgroeibelastingvoor particulieren  (bestrijding ongelijkheid)  zijn een goede ‘buffer’ om crises op te vangen en zijn uitstekende instrumenten om deze structurele aanpassingen te realiseren.


Johannes WH Janssen


Meer weten? Bekijk het startdocument van de Participatie Partij Europa (www.ppeu.nl).


Geen opmerkingen:

Een reactie posten